Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

graafwespen

betekenis & definitie

v./m. (mv.), familie van angeldragende, vliesvleugelige insekten.

(e) De graafwespen, Sphegidae, leggen de eieren op een levende prooi, die door een angelsteek is verlamd en in een tevoren aangelegde nestgang is gesleept. De meeste soorten houden zich bij een bepaald soort prooidier. Zo onderscheidt men o.a. spinnendoders, rupsendoders, vliegendoders en snuittordoders. Een zeer algemene graafwesp, de grote rupsendoder (Ammophila sabulosa), brengt gewoonlijk in elke nestgang slechts één verlamde rups: deze levert voldoende proviand voor de opgroeiende larve. Meestal kijkt de graafwesp niet verder naar haar larven om. Alleen de →harkwesp brengt haar larven voortdurend verse vliegen.

Van de graafwespen, die in een zeer groot aantal soorten over de gehele aarde verspreid zijn, worden diverse soorten in Nederland en België gevonden. De →bijenwolf kan schade veroorzaken in een bijenvolk.

< >