Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gewoonterecht

betekenis & definitie

o., recht dat zijn gelding ontleent aan de rechtsgewoonte, d.i. een constant gebruik, gebaseerd op overtuiging van rechtsplicht.

(e) Zodra de wetgever bij het vaststellen van de wet uitgaat van de veronderstelling dat de wettelijke regel geldt omdat de wet deze voorschrijft, kan de gewoonte geen bindende kracht worden toegekend. Daarom staat in art. 3 van de Ned. Wet AB: gewoonte geeft geen recht dan alleen wanneer de wet daarnaar verwijst; en in art. 5 van deze wet staat dat een wet alleen door een latere wet haar kracht kan verliezen, dus nooit door gewoonte. Niettemin kan ook worden vastgesteld dat een wettelijke regel haar kracht kan verliezen doordat deze eenvoudig niet wordt opgevolgd. Aan het feitelijk gevolgd worden van een regel wordt derhalve waarde toegekend voor haar gelding. In het overeenkomstenrecht krijgt de gewoonte een sterke basis doordat bij het bepalen van de inhoud van de overeenkomst niet alleen gekeken wordt naar de bedoeling van de partijen, maar ook naar de geldende gewoonte.

Partijen worden geacht wel een geldende gewoonte als uitgangspunt te hebben genomen en niet aanvullend recht dat daarmee in strijd is.

In België is de rechtsgewoonte als rechtsnorm spruitende uit het bestendig geloof in de rechtmatigheid van een gevestigd gebruik, een formele rechtsbron. Het Belg. recht kent gewoonten naast de wet, en gewoonten die niet met het wettelijk recht overeenkomen. Het BW zelf verwijst in verscheidene van zijn bepalingen naar de gewoonte.

< >