v., het zich eigen maken van een bepaalde manier van zich gedragen of handelen.
(e) Gewoontevorming staat in dienst van de opvoeding, maar is geen opvoeding, omdat zij geen directe persoon-vormende strekking heeft. Evenals ➝dressuur en ➝gewenning staat gewoontevorming aan de onderste grens van de opvoeding. Gewoontevorming is in de zuigelingenen jonge kindertijd van groot belang, als structurering van het psychische leven (b.v. in het waak-slaapritme), maar ook als veiligheidsbasis: het jonge kind leert al vroeg waarop het met een zekere regelmaat kan rekenen. Deze regelmaat wekt een vanzelfsprekend besef van veilig zijn. Dit geschiedt o.a. in de voedselverwachting op vaste tijden, als aan die verwachting ook steeds wordt voldaan. Er dient souplesse te zijn in de gewoontevorming; gewoonten moeten wijzigbaar blijven zonder dat het kind daarbij zijn gevoel van veiligheid verliest.
Bij het ouder worden kan het kind mede zelf zijn gewoonten kiezen, althans het motief dat tot de bepaalde gewoonte heeft geleid actief gaan beamen. Met deze actieve inzet van het kind wordt gewoontevorming tot echte opvoeding. LITT. M.J.Langeveld, Beknopte theor. pedagogiek (1945).