Paul, Frans schilder, beeldhouwer, etser en houtsnijder van Frans-Peruaanse afkomst, *7.6. 1848 Parijs, †8.5.1903 Atuona (Marquesas Eilanden). Gauguin bracht zijn jeugd door in Peru en in Frankrijk (Orléans).
In 1868 ging hij bij de marine en in 1871 trad hij in dienst bij een Parijse effectenhandelaar. Vanaf 1881 wijdde Gauguin zich aan de schilderkunst en via C.➝Pissarro kwam hij in contact met de impressionisten. Zijn Deense vrouw, Sophie Gad, brak met hem en vertrok met vier kinderen naar Kopenhagen. In 1886 vestigde Gauguin zich voor enige tijd in Pont-Aven (Bretagne), waar hij É.→Bernard ontmoette. Hij keerde vervolgens terug naar Parijs en raakte daar bevriend met o.a. V.van →Gogh.
In 1887 maakte Gauguin zijn eerste reis naar Martinique (Antillen); door ziekte werd hij gedwongen naar Frankrijk terug te keren. In Pont-Aven ontwikkelde hij met Bernard het zgn. synthetisme, waarin hij ernaar streefde het wezenlijke van de reële werkelijkheid weer te geven, met weglating van details en schaduwwerking en met gebruik van niet direct aan de natuur ontleende kleuren. Om hem heen vormde zich de school van Pont-Aven en later voegden de →Nabis zich hierbij. Uit deze periode stammen o.a. Het visioen na de preek (1888, National Gallery of Scotland, Edinburgh) en De gele Christus (1889, Albright-Knox Art Gallery, Buffalo).Gauguin verbleef ook enige tijd bij Van Gogh in Arles (1888). Hun samenzijn eindigde op dramatische wijze toen Van Gogh Gauguins leven bedreigde en zichzelf uit wroeging een stuk van het oor afsneed. Gauguin vertrok in 1891 naar Tahiti; zijn geld raakte daar echter op, hij werd ziek en in 1893 was hij terug in Frankrijk. Hij veilde er al zijn schilderijen (een fiasco) en verbraste een erfenis. In deze tijd schreef hij met zijn vriend Charles Morice zijn autobiografische Noa Noa (1893-94, met houtsneden geïllustreerd). Volkomen gedesillusioneerd ging Gauguin in 1895 voorgoed terug naar de Stille Zuidzee.
Ondanks ellendige omstandigheden (zelfmoordpoging, ziekte, dood van zijn lievelingsdochter Aline, moeilijkheden met de autoriteiten) kwamen daar zijn meest karakteristieke werken tot stand, zoals Waar komen wij vandaan ? Wie zijn wij? Waarheen gaan wij? (1897, Museum of Fine Arts, Boston) en Contes barbares (1902, Folkwang Museum, Essen). Ziek en eenzaam stierf hij.
Gauguin probeerde de helderheid, eenvoud en serene ernst van de primitieve volkskunst te benaderen. Zijn schilderijen worden gekenmerkt door krachtige lijnen, een exotisch en rijk koloriet en door het vrijwel ontbreken van toonwaarden, perspectief en modelé. Ook in zijn houtsculpturen komt zijn simpele, directe uitdrukkingswijze tot uiting. Gauguin oefende grote invloed uit op een aantal vernieuwingen in de schilderkunst (→fauvisme).
LITT. C.Morice, P.Gauguin (1919); M.Guérin, L’oeuvre gravé de Gauguin (2 dln. 1927); H.Graber, P.Gauguin (2e dr. 1946); J.Rewald, Gauguin (1949); R.Goldwater, P.Gauguin (1958); C.Gray, Sculpture and ceramics of P.Gauguin (1963); G. Wildenstein, P.Gauguin (1964); K.Mittelstadt, Die Selbstbildnisse P.Gauguins (1966); W.Andersen, Gauguin’s paradise lost (1971); L.von Dowski, Die Wahrheit über Gauguin (1973).