[Lat. exsudare, uitzweten], o. (-daten), vloeistof met witte bloedcellen, die bij ontsteking door de wand van de kleinste bloeden lymfvaten wordt ‘uitgezweet’.
Bij het ontstaan van het exsudaat hebben de witte bloedcellen (zie leukocyten) een actieve functie. Zij passeren door amoeboïde bewegingen de vaatwand (zie diapedese). Men onderscheidt sereuze (heldere), fibrineuze (veel fibrine bevattende), hemorragische (met bloed gemengde) en etterige (door ettercellen troebele) exsudaten. Het vocht van de ‘natte’ pleuritis is een exsudaat. Bij een gewrichtsonsteking is een gewricht gezwollen door exsudaten. Stuwingsvocht (helder) in de buikholte heet ascites; is er ontsteking (zie buikvliesontsteking) dan spreekt men van een exsudaat.