Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

erfelijkheid

betekenis & definitie

v., (ook: herediteit), het erfelijk-zijn of worden: de — van de kroon in de mannelijke en de vrouwelijke lijn; het overdrachtelijk zijn van fysieke en psychische eigenschappen van ouders op hun nakomelingen (e).

(E) BIOLOGIE. ➝genetica.

PSYCHOLOGIE. Hoewel de vraag naar erf elij kheid of verworvenheid voor elk persoonlijkheidskenmerk gesteld kan worden, is in de geschiedenis van de psychologie deze vraag vooral gesteld ten aanzien van de intelligentie. In de 19e eeuw nam de Engelse onderzoeker F.Galton (*1822, ♱1911) aan dat intelligentie grotendeels erfelijk bepaald is, en wel in deze zin, dat personen uit de hoogste sociale klasse intelligenter zouden zijn dan die uit de zgn. lagere klassen en blanken intelligenter dan negers. Radicale verschillen in intelligentie werden vóór de Tweede Wereldoorlog opnieuw onderwerp van studie. Een laatste opleving van het debat kon in het midden van de jaren zestig worden geconstateerd, naar aanleiding van het onderzoek van de Amerikaan A.Jensen, die stelde dat de blanke Amerikaan gemiddeld intelligenter is dan de gekleurde. Politieke invloeden hebben de tegenstelling erfelijk-verworven altijd meer bepaald dan theoretische en methodologische zuiverheid. In 1976 bleek dat een van de bekendste voorstanders van de erfelijkheidsidee inzake de intelligentie, de Engelse psycholoog C.Burt, gegevens vervalst had.

De stand van het betrouwbare onderzoek wettigt de indruk dat intelligentie voor een deel erfelijk is, maar dat de invloeden van scholing e.d. haar zo kunnen veranderen, dat het zinvoller lijkt een theorie te ontwerpen over de wisselwerking tussen aanleg en omgeving, en voorts om niet met één algemeen begrip zoals intelligentie te werken, maar de verschillende facetten van het cognitieve vermogen van de mens afzonderlijk te onderzoeken.

LITT. K.Richardson en D.Spears (red.), Race, culture and intelligence (1972); T.Dobzhansky, Mens, intelligentie en erfelijkheid (1975).

< >