[Gr. empeiria, ervaring, kritikos, oordeelkundig], o. (g. mv.), leer die de waarde van de metafysica kritiseert en uitgaat van de zuivere ervaring.
Het empiriokriticisme, een nieuwe vorm van positivisme, ontstond in Duitsland aan het einde van de 19e eeuw. Het ziet de wetenschap als een slechts subjectieve en betrekkelijke kennis, voorzover ze niet gevoed wordt door de zuivere ervaring. Het ziet als ideaal van wetenschap het uitbannen van alle metafysische ‘problemen’ en als juiste methode de vereenvoudigende beschrijving. Het empiriokriticisme is verwant aan het agnosticisme en het relativisme. De Duitse filosoof R.Avenarius wordt als de grondlegger beschouwd, de Oostenrijkse filosoof R.Mach met zijn denk-economie als een van de belangrijkste vertegenwoordigers. Het empiriokriticisme werd o.a. bestreden door Lenin.