m. (-en), ruimtelijke figuur, bestaande uit drie vlakken.
De drie snijlijnen van de vlakken van een drievlakshoek heten de ribben; de hoeken, die telkens twee ribben maken, heten de zijden; de tweevlakshoeken van de vlakken twee aan twee heten de hoeken van de drievlakshoek. Sommige stellingen aangaande de drievlakshoek vertonen enige gelijkenis met die van de vlakke driehoeken; b.v. een zijde is kleiner dan de som van de beide andere; een drievlakshoek met twee gelijke zijden heeft ook twee gelijke hoeken. Er zijn echter ook verschillen. De som van de hoeken van een drievlakshoek is steeds groter dan 180°. Snijdt men de drievlakshoek door een bol met het hoekpunt tot middelpunt, dan ontstaat op de bol een boldriehoek (boldriehoeksmeting).