Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Draaien (onoverg.)

betekenis & definitie

(draaide, heeft en is gedraaid),

1. zich rond een as of een middelpunt bewegen: draaiende raderen; de wieken draaien; op of om een spil (fig.) alles draait om hem, hij is het middelpunt, van hem hangt alles af of naar hem richten allen zich; een kring beschrijven: de aarde draait om de zon; om de hete brij draaien; oneig. en als subjectief verschijnsel: het begint mij te draaien, ik word misselijk of duizelig; de boel laten draaien, zich nergens om bekommeren; dat draait, werkt, is aan de gang; zijn winkel draait niet, gaat niet;
2. wenden: hier is geen ruimte om (met de wagen) te draaien; met het hoofd, met de ogen draaien; de weg draait hier, maakt een bocht; de wind is gedraaid, waait uit een andere hoek; hij draait met alle winden mee, verandert telkens van partij, van inzicht (naar zijn voordeel meebrengt); (van vrouwen) de heupen heen en weer wiegen, fier over de straat gaan;
3. draaiende komen of gaan: het schip draaide de hoek om; in ruimere opvatting (gemeenz.) terechtkomen: hij zal er wel in gestraft worden;
4. weifelend, doelloos of herhaaldelijk heen en weer lopen, om iets of iemand heen gaan: hij draaide voortdurend om het huis, om mij heen; hij liep maar te draaien; niet recht durven beginnen, talmen: wat draait hij weer;
5. niet voor de waarheid uitkomen, met leugens en bedrog omgaan: wees voorzichtig met hem, hij draait;
6. met passieve betekenis: die film draait nog, wordt nog vertoond.

Draaien geschiedt op een draaibank. Door het verspanen tijdens het snelle roteren van het werkstuk krijgt dit de vorm van een omwentelingslichaam (bol, cilinder, kegel e.d.). De beitel wordt bij metaaldraaien mechanisch langs het werkstuk geleid, bij houtdraaien geschiedt dit meestal met de hand. Voor de verschillende draaibewerkingen (afb.) worden speciale draaibeitels gebruikt, aangepast aan het specifieke doel.

< >