v./m. (-proeven), (ook: dierexperiment), experiment met een levend dier ter wille van het vinden van een antwoord op een wetenschappelijke vraagstelling.
Een dierproef wordt genomen om de kennis van het lichaam te vergroten, dan wel met betrekking tot het ontwikkelen van operatietechnieken, de vraag naar werking en schadelijkheid van geneesmiddelen, of de vervaardiging van sera en vaccins enz. Bij dierproeven kan ofwel de gezondheid van het dier worden geschaad of het dier ernstig ongemak (pijn, letsel) worden toegebracht. Als proefdieren dienen vnl. knaagdieren, katten, honden en soms apen.
Getracht wordt door middel van selectie van rassen, verbetering van huisvesting, voeding en proeftechnieken de dierproeven terug te brengen tot een minimum aantal dieren en een minimum aan ongerief voor deze. Bovendien maakt men zoveel mogelijk van overlevende organen gebruik in plaats van dieren. De Ned. Stichting Landelijke Werkcommissie Laboratoriumdieren beweegt zich op het terrein van de bescherming van dieren bij proeven. Zie Dierenbescherming, Wet op de; Dierproeven, Wet op de; vivisectie.