Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Diepzeeonderzoek

betekenis & definitie

o., het onderzoek van de oceanen op grote diepten.

Diepzeeonderzoek wordt ondernomen om de kennis van de wereldzeeën, die ruim 2/3 van het aardoppervlak in beslag nemen, te vergroten. Het wetenschappelijk diepzeeonderzoek begon met de tocht van de Challenger (1872—76). Er werd afgerekend met de oude visie dat de oceanen homogeen en onveranderlijk zouden zijn, en dat hun bodem vrij gelijk is. De vroegere misvatting dat op grote diepte geen leven mogelijk zou zijn door de daar heersende druk, was toen al een tiental jaren als onjuist verworpen. Het overwinnen van deze druk is een grote hinderpaal bij het diepzeeonderzoek. Immers bij elke 10 m diepte neemt de druk op elke cm2 met 1 at toe. Een diepzeevaartuig dat 750 m diep gedoken is, heeft dus een druk van ca. 751 kg op elke cm2 huidplaat.

Na 1876 gingen heel wat expeditievaartuigen uit om de diepten van de wereldzeeën te verkennen. Bijna alle maritieme naties hebben hieraan deelgenomen. Bekende expedities waren: de Challenger (1872—76), de Valdivia (1898—99), de Siboga (1899—1900; Ned.), de Snellius (1929—30; Ned.) en de Galathea (1950—52). Speciale instrumenten werden ontworpen om de diepte te meten, watermonsters op verschillende diepten te nemen en daarbij de absolute zekerheid te hebben dat op die bepaalde diepte ook dat watermonster was genomen, en speciale netten die ook op bepaalde diepten gesloten konden worden, zodat zekerheid bestond omtrent de diepte waarop deze zeedieren waren gevangen. Verder werkte men met speciale thermometers om de temperatuur van het water op bepaalde diepten te kunnen meten en met een bodemkernapparatuur, waarmee men een drie meter lange kern omhoog kon halen. Een modern middel is de dieptecamera.

Deze wordt neergelaten en zodra de camera de bodem raakt, gaat de lens open en flitsen lampen aan. Na een serie opnamen wordt de lens weer gesloten. Op deze wijze zijn op grote diepte zeer opmerkelijke foto’s gemaakt. Steeds bleek dat daar leven was. Sommige foto’s vertonen vreemde ‘sporen’ op de zeebodem, die nog altijd niet kunnen worden verklaard.

Met deze instrumenten kon men zich slechts indirect een voorstelling maken van wat zich in de diepten van de oceanen afspeelt. Begrijpelijk is het dat men naar middelen zocht om zelf leven in de diepzee te kunnen waarnemen. De eersten die de plannen hiertoe konden verwezenlijken waren de Amerikanen Barton en Beebe. Zij ontwierpen een stalen bol (bathysphere) die aan een kabel hing en waarmee zij in de diepzee konden afdalen. Op 15.8.1934 bereikten zij een diepte van 3028 voet (924 m). De in België werkende Zwitserse geleerde A.Piccard had een diepzeeduikboot ontworpen, de bathyscaaf, waarin twee wetenschapsmensen in een stalen bol konden plaats nemen.

Deze hing nu niet meer aan een kabel maar werd gedragen door een drijver gevuld met een licht soort benzine. Door de bol te verzwaren met ijzervijlsel, dat door magneten werd vastgehouden, daalde het geheel naar de bodem. Als men het ijzervijlsel liet wegstromen, steeg de bathyscaaf.

Op 30.9.1953 vestigden de Franse marineofficieren Honot en Willm een diepterecord van 3700 m. J.Piccard (zoon van A.Piccard) en de Amerikaan Don Walsh verbeterden het record op 23.1.1960 tot het tot dusver bekende diepste punt van de Grote Oceaan: 10.920 m.

Toch zweefden al deze diepzeevaartuigen meer dan dat ze voeren. Daarom werden nieuwe soorten ontwikkeld; diepzeevaartuigen, die door hun constructie zo sterk waren dat ze de grote druk in de diepte konden weerstaan. Vreemd genoeg was een stimulans hierbij het ruimtevaartonderzoek. Vooral de Amerikanen hebben op dit gebied veel bereikt. Zij kunnen bij het diepzeeonderzoek ook bogen op het bereiken van praktische resultaten. Na het verongelukken van de atoomonderzeeër de Tresher in april 1963 vond de Trieste II na acht duiken de overblijfselen van de rampzalige duikboot op een diepte van 2500 m.

Speciaal is nu voor zulke reddingen een DSRV (Deep Sea Rescue Vehicle) ontwikkeld. Op het ogenblik zijn 53 diepzeevaartuigen in gebruik of in aanbouw. Zie doorkijkplaat.

LITT. J.Dugan, World beneath the sea; W.Langeraar, Mens en zee (1967); F.van Leeuwen, Diepzeeduiken (1967); F.van Leeuwen, Op de drempel van de diepte (1969); J.Y.Cousteau, P.Diolé, Schatten op de zeebodem (1972).

< >