v. (-en), (ook: pelagische afzetting), mariene afzetting die in de diepe gedeelten van de oceanen wordt gevonden.
Het meest karakteristiek voor een diepzeeafzetting zijn pteropoden-, globigerinen-, diatomeeën-, radiolariënslik en rode diepzeeklei. De gemiddelde diepte waarop deze afzettingen worden aangetroffen bedraagt resp. 2000 m, 3600 m, 3900 m, 5300 m en 5400 m. Alleen de rode diepzeeklei bestaat m.n. uit terrigeen (van het land afkomstig) materiaal; de overige afzettingen bestaan hoofdzakelijk uit resten van planktonische mariene organismen: eencellige mariene planten (diatomeeën, coccolithoforiden) en dieren (radiolariën, globigerinen en pteropoden). Diatomeeënslik vindt men vooral in koude gebieden. Radiolariënslik is kenmerkend voor enkele tropische gedeelten van de Grote en Indische Oceaan. Globigerinenslik heeft de grootste verbreiding en wordt zowel in de tropische als in de gematigde gedeelten van de oceanen aangetroffen.
Pteropodenslik is karakteristiek voor de ondiepe gedeelten van de tropische en subtropische oceanen (b.v. Mid-Atlantische Rug).