Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

collaboratie

betekenis & definitie

[Fr. collaboration, samenwerking], v., het samenwerken, (m.n. ongunstig) met de vijand, m.n. tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Duitse, resp. Japanse bezettende macht.

(e) Algemeen. Collaboratie werd op uiteenlopende wijze gemotiveerd; velen meenden de vijand in matigende zin te kunnen beïnvloeden. Anderen daarentegen waren overtuigde fascisten, die zich geheel met de ‘Nieuwe Orde’ vereenzelvigden. Gedurende de Duitse bezetting (1940-45) was er in WestEuropa meer gelegenheid tot collaboratie dan in Oost-Europa. De Duitsers beschouwden een aantal Slavische volken als ‘Untermenschen’ wier steun zij versmaadden. Dat gold vooral Polen en in mindere mate de bezette gebieden van de USSR.

In Europa begon de collaboratie na de Duitse bezetting van Denemarken en Noorwegen. Een van de bekendste collaborateurs was de Noorse nationaalsocialistenleider →Quisling. Van collaboratie werd echter niet gesproken waar het de enigermate zelfstandige bondgenoten van Duitsland betrof.

In Nederland, België en Noorwegen betekende collaboratie een breuk met de officiële, uitgeweken autoriteiten. In Frankrijk daarentegen vond de collaboratie plaats in een volkomen legaal kader; het parlement schonk maarschalk →Pétain in juni 1940 met ruime meerderheid de nodige volmachten. Ofschoon de Westeuropese collaborateurs relatief een kleine minderheid van de bevolking vertegenwoordigden, vormde hun absolute aantal (het ging om honderdduizenden) na de oorlog een probleem dat de polite en justitie niet aankonden. In het algemeen zijn in West-Europa de fascistische leiders het strengst gestraft. Verder werden er veel doodstraffen uitgesproken over degenen die de Duitse politie met speurwerk, aangifte enz. hadden geholpen. In het algemeen werd de economische collaboratie het lichtst gestraft.

In Oost-Europa en in het verre oosten is er veel collaboratie geweest die zich als vorm van nationale bevrijding kon aandienen. In Oost-Europa gold dit vooral voor enkele nationaliteiten die min of meer als verdrukte minderheden waren behandeld en ten gevolge van de Duitse bezetting een eigen staat kregen: Kroatië en Slowakije. In de USSR kwam het vooral in de Baltische staten en in het westen van de Oekraïne, waar zich vele Duitsers gevestigd hadden, tot massale collaboratie. De Duitse legerleiding maakte gebruik van ontevreden minderheden (Oekraïners, Turken, Armenen, Georgiërs) om met de Kozakkenformaties troepen te formeren. De belangrijkste collaborateurs werden na de oorlog in de USSR opgehangen. Vele anderen werden tot dwangarbeid veroordeeld.

In het verre oosten kwam collaboratie al in de jaren dertig voor, na de bezetting van Mantsjoerije door Japan. Het in 1932 gevormde keizerrijk Mantsjoekwo werd bestuurd door met Japan collaborerende Chinezen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog (→Chinees-Japanse Oorlog) werd Japan gesteund door een Chinees satellietregime onder de Kwomintangleider Wang Tjing-wei. Slechts een klein aantal collaborateurs werd in China terechtgesteld.

In Zuid-Azië verbond een aantal nationalistische leiders zich met Japan tegen de koloniale mogendheden. Birmaanse nationalisten, die in 1938 contact hadden gezocht met Japan, steunden de Japanse bezetting, maar liepen, nadat Japan Birma in 1943 onafhankelijkheid verleend had, naar de geallieerden over. In Indonesië hebben o.a. Soekarno en Hatta met de Japanners samengewerkt. De Indiase nationalist S.Ch.→Bose formeerde een strijdmacht uit Brits-Indische krijgsgevangenen van Japan. Steunend op de Indiase minderheid in Malakka bouwde hij een eigen regime op. In het algemeen had de collaboratie in Birma, Indonesië en India zo’n duidelijk nationalistische strekking, dat de collaborateurs er onmogelijk als ‘landverraders’ konden worden voorgesteld.

In Nederland werd volgens het Tribunaalbesluit van sept. 1944 onder collaboratie verstaan: hulpverlening en steun aan de vijand, ingenomenheid met de vijand, lidmaatschap van nationaal-socialistische organisaties, het doen blijken van nationaal-socialistische gezindheid, voordeel trekken uit door de bezetting ontstane toestanden, het niet gevolg geven aan bevelen van de wettige regering (te Londen). Collaboratie vond plaats op alle gebieden van het maatschappelijk leven: door het bestuur van de →Nederlandse Unie; door ambtenaren, burgemeesters, de rechterlijke macht, hoogleraren, de politie, de spoorwegen, de pers, kunstenaars, radiomedewerkers enz. Vooral de economische collaboratie is groot geweest. Hierbij waren vooral de wapen-, mechanische, optische, machineen elektronische industrie betrokken. Talrijk waren ook de bouwbedrijven en de scheepswerven, die meewerkten aan militaire objecten. In Nederland werden in het kader van de berechting van collaborateurs sedert 1945 op een bevolking van 9,3 mln. 452 000 dossiers aangelegd, waarvan er 250 000 werden geseponeerd.

Tegen 150 000 mensen werden maatregelen genomen. De tribunalen veroordeelden ca. 50 000 delinquenten, terwijl de bijzondere gerechtshoven ca. 16 000 zwaardere gevallen behandelden (→bijzondere rechtspleging). Bij de berechting (→buitengewoon strafrecht) ontstond een discussie over de vraag wanneer medewerking collaboratie was en wanneer niet, waarbij een onderscheid gemaakt moest worden tussen daad en gezindheid. Bovendien gingen politieke en economische overwegingen een belangrijke rol spelen. →politieke delinquent, →zuivering. In België spreekt men ten aanzien van collaboratie in de Eerste Wereldoorlog (1914-18) over →activisme. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam collaboratie zowel in Wallonië als in Vlaanderen voor.

Binnen de politieke collaboratie bestonden twee stromingen: enkele minderheden stuurden aan op integratie met Duitsland; de meerderheid (→Vlaamsch Nationaal Verbond, →Rex-beweging) wilde van de Duitse aanwezigheid gebruik maken om hun vooroorlogse doeleinden te verwezenlijken. Deze doeleinden waren aanvankelijk de vestiging van de Vlaamse suprematie in België, later de vestiging van een Groot-Diets Rijk (met Nederland en Frans-Vlaanderen). De Rex-beweging beoogde voornamelijk de hervorming van België in fascistische zin. Ook in België was de economische collaboratie aanzienlijk. Vele bedrijven ‘behartigden’ de door de Duitsers opgelegde leveringen, terwijl zij zich tegenover de wettelijke Belg. overheid (te Londen) veilig stelden door het verlenen van financiële steun aan het verzet. In België werden na de oorlog 405 000 dossiers aangelegd, 53 000 veroordelingen uitgesproken en 242 doodvonnissen ten uitvoer gebracht.

LITT. P.Sérant, Les vaincus de la libération (1965); W.Brockdorff, Kollaboration oder Widerstand (1968); R.Aron, Hist. de l’épuration (1969); F. Bernhardt, Die ‘Kollaboration’ asiat. Völker mit der japanischen Besatzungsmacht im Zweiten Weltkrieg als Glied im Dekolonisationsprozess (1971); D.Littlejohn, The patriotic traitors (1972); J.H. Boyle, China and Japan at war (1972); K.Groen, Landverraders (1974); L.Wils, Flamenpolitik en aktivisme (1974).

< >