Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-07-2019

choesel

betekenis & definitie

m. (—s),

1. (gew.) alvleesklier van slachtvee;
2. in België een ragout ervan (e).

(e) De choesel wordt samengesteld uit ossenstaart, zwezerik, kalfsen schapenborst, uien, rundernieren, kruiden, choesels (alvleesklieren), schapenpoten, gehaktballetjes en champignons, in een kooknat van geuze-lambik (een Belg. biersoort) en kooknat van champignons. Hij wordt vooral te Brussel gegeten.

< >