[Fr., kroegbaas, kroeg, Fr. bistre, roetzwart of donkerbruin (?), òf bist(r)ouille, sterke drank van slechte kwaliteit (?), of Russ. bistro, snel!, uitroep van de Kozakken die bij de bezetting van Parijs in 1815 de cafés afstroopten (?), of argot, mastroquet, lostroquet, bistroquet, slokjesbaas (?)], m., eenvoudige drank- of eetgelegenheid.
In Frankrijk is de bistro een cafeetje, verkoopplaats van dranken of wel een bescheiden eethuisje. In dit laatste geval staat meestal de eigenaar (patron) achter de tapkast, en heerst ‘la patronne’ in een meestal uiterst klein keukentje achter een piepklein fornuis met grote potten en pannen. Men eet er dan ook een eenvoudige, maar goede en goedkope pot. In Nederland en België zijn het echter kleine restaurants met een pretentieus karakter.