o. (g. mv.),
1. (van organische stoffen) ontbinding, verrotting: aan bederf onderhevig;
2. het ontaarden, het slechter-worden of -maken: het bederf van de zeden.
Sterk aan bederf onderhevig zijn voedingsmiddelen zoals melk (wordt zuur of dik), vlees (wordt slijmig), vruchten en vruchtesappen (vergisten), brood en andere meelprodukten (beschimmelen). Ook produkten als tabak, leder, textiel, papier en hout kunnen door bederf aangetast worden. Het bederf heeft soms alleen invloed op de smaak en de kwaliteit van het voedsel, in andere gevallen kunnen er zich zeer pathogene bacteriën in ontwikkelen, zodat ernstige voedselvergiftiging het gevolg kan zijn. In bedorven vleesconserven kan zich Clostridium ontwikkeld hebben (zeer giftig). Zulke blikken zijn vaak te herkennen aan het bol-staan van bodem en deksel (ten gevolge van de ontstane gasvormige afvalprodukten). In voedingsmiddelen die rijk zijn aan dierlijke eiwitten kunnen zich tyfus- en paratyfusbacillen (zie Salmonella) ontwikkelen.
Men kan bederf voorkomen door b.v. zouten (vis), drogen (peulvruchten), pasteuriseren (melk), steriliseren (conserven) of koelen. In enkele gevallen speelt een chemische reactie een rol bij het bederf, b.v. het ranzig-worden van vet.