[Gr. a, niet, dzein, koken, tropein, veranderen], het verschijnsel dat in sommige mengsels van vloeistoffen bij een bepaalde mengverhouding damp en vloeistof dezelfde samenstelling vertonen.
Deze mengsels zijn uitzonderingen op de regel, dat bij toevoeging van een vluchtige stof aan een weinig vluchtige de dampdruk van het mengsel stijgt en daarmee het kookpunt in gelijke mate daalt. Deze uitzonderingen noemt men azeotropen of azeotropische mengsels. Deze mengsels destilleren dus onveranderd zoals een enkelvoudige stof, ondanks het niet aanwezig zijn van een echte verbinding. De dampdruk van zo’n stof bereikt een minimum- of een maximumwaarde. Er zijn vele mengsels met minimum kookpunt bekend, b.v. water met ethylalcohol.
Belangrijk is hier wat er bij destillatie plaats vindt: bij een maximum druk die gepaard gaat aan een minimum temperatuurwaarde ontstaat als vluchtigste samenstelling de azeotroop. Zuivere alcohol kan men dus uit het mengsel water-ethylalcohol door destillatie niet verkrijgen. Het constant kokende mengsel bevat 95,57 % alcohol en 4,43 % water (kookpunt 78,15 °C). Dit is de zgn. 96 %-alcohol of de azeotroop-spiritus. De laatste 4,43 % water zijn door destilleren niet te verwijderen, wel door wateronttrekkende middelen.