af'getrokken, bn. en bw. (-er, -st).
1. (van begrippen en redeneringen) abstract, niet door aanschouwing verkregen, maar door redenering afgeleid: afgetrokken denkbeelden, algemene denkbeelden, begrippen; (ook wel) niet alledaagse, diepzinnige;
2. verzonken in een bepaalde kring van gedachten, waardoor men de buitenwereld vergeet: hij zat stil en afgetrokken voor zich uit te staren; (als blijvende eigenschap) in zichzelf gekeerd en aan niets denkend: vader is na moeders dood zo afgetrokken.