O.N.-Amerika; 1-2 m.
Synoniem: Azálea nudiflóra L..
Opgaand groeiende struik, met eerst behaarde twijgen. Bladeren 3-8 cm, elliptisch of lang omgekeerd-eivormig, top kort afgerond of stomppuntig toelopend, rand gewimperd, eerst de onderzijde aanliggend behaard, later kaal. Bloeit even vóór of tijdens de bladontwikkeling, meestal 6-12 bloemen bijeen;
bloemkroon 3-4 cm in diameter, lichtrose, ook bijna wit, trompetvormig; kroonbuis tot 2 cm lang, aan de buitenzijde aanliggend behaard; meeldraden ver vóór de bloemkroon uitstekend.
Rh.n.var.álbum SWEET is een in het wild gevonden vorm met alleen witte bloemen.