Gepubliceerd op 14-03-2019

Prúnus americána MARSH

betekenis & definitie

Amerikaanse pruim M.- en O.N.-Amerika; 8-12 m.

Synoniem; P.nígra MÜHL. non AIT., P.latifólia MOENCH.

Van alle tot deze groep behorende soorten is deze wel de mooiste, daar de breed-kegelvormig opgroeiende boom met iets overhangende twijgen in April-Mei zeer opvallend bloeit met grote, witte, soms iets lichtrose getinte bloemen met purperrode kelk, terwijl in de nazomer ook de bijna ronde, rood gekleurde vruchten zeer opvallend zijn. Hoewel deze soort bij ons nog zeer weinig voorkomt, lijkt het mij goed hierop de aandacht te vestigen, daar deze soort, solitair of in kleine groepen geplant, zeker de aandacht zal trekken. In de winter is deze goed te herkennen aan de puntige, bijna zwarte knoppen; twijgen met vele lichtgele punten, de korte zijtakjes vaak doornig gepunt.

Bladeren 6-12 cm lang, 3-6 cm breed, lang eivormig-ovaal, top scherp gepunt, bladvoet kort afgerond, vaak wigvormig toelopend, bovenzijde dof donkergroen, kaal, onderzijde grijs-groen, langs de middennerf behaard, de zijnerven zeer duidelijk zichtbaar.

Bloeit vóór de bladontwikkeling in 2-4-bloemige, zittende tuilen of bundels; bloemen 2-3 cm in diameter; vruchten even groot als de bloemen, bijna rond, rood en berijpt.

Tot deze groep behoren nog ruim 10 soorten, die echter bij ons niet gekweekt worden, zoals P.nígra AIT., P. hortulána BAILEY, P.munsonidna WIGHT et HEDR. en andere; deze worden beschouwd als de stamsoorten der grootvruchtige Amerikaanse pruimen, o.a. Rollingtone, Brittlewood, Stoddart, Surprise Wayland enz.

< >