Gepubliceerd op 15-03-2019

Pírus nivális JACQ

betekenis & definitie

Sneeuwpeer O.-Europa; 16 m.

Bij ons een kleine, ongedoornde boom vormend met brede kroon; takken grijs-bruin, afstaand; twijgen tot in het najaar witviltig. Bladeren aan tot 2,5 cm lange, behaarde bladstelen, 5-8 cm lang, 2-4,5 cm breed, ovaal of elliptisch, ook omgekeerd langeivormig-elliptisch, top spits of kort toegespitst, bladvoet wigvormig toelopend, soms bijna afgerond, rand gaaf, eerst aan beide zijden witviltig, later bovenzijde alleen langs de nerven spaarzaam behaard, onderzijde vlokkig viltig.

Bloeit einde April in viltig behaarde tuilen; bloemen 2-3 cm in diameter, met viltig behaarde kelk en kelkslippen; stijlen iets korter dan meeldraden, aan de basis viltig behaard. Vruchten tot bijna 5 cm in diameter, geel-groen, soms iets rood aan de zonzijde; vruchtsteel tot 4 cm lang.

B. Vruchten met afvallende kelk Pírus betulaefólia BGE Berkbladige peer N.-China; 10 m.

Betrekkelijk weinig voorkomende soort, een kleine boom vormend met brede kroon, takken iets overhangend. Twijgen tot in het tweede jaar witviltig;

bladsteel 2-4 cm lang, kort viltig behaard; bladeren 4-8 cm lang, 2,5-4 cm breed, eivormig tot langeivormig, soms bijna ruitvormig, spitse of toegespitste top, afgeronde soms breed-wigvormige bladvoet, regelmatig scherp gezaagde rand, eerst aan beide zijden grijsviltig behaard, later bovenzijde glanzend donkergroen, alleen langs de nerven behaard, onderzijde zeer kort blijvend behaard.

Bloeit bijna gelijk met de bladontwikkeling in 8-10-bloemige, viltig behaarde tuilen; bloemen tot 2 cm in diameter, wit; meestal 2 stijlen; meeldraden met rode helmhokjes; vruchten ruim 1 cm in diameter, rond-peervormig, bij rijp worden geel-bruin met lichte stippen.

< >