N.-Amerika, Canada; 3-5 m.
Synoniem: E. americána var. obováta TORR. et GRAY.
Struik, plat neerliggend of klimmend, met grijze wortelende twijgen; bladeren 4-7 cm lang, omgekeerd-eivormig of omgekeerd ei-lancetvormig, bovenzijde dofgroen, onderzijde iets lichter, geheel kaal, top stomp of soms kort toegespitst, bladrand onregelmatig gezaagd. Bloeit Mei-Juni met kleine, okselstandige, lang gesteelde roodachtig-groene bloemen, meestal 1-3 bijeen; vrucht 3-5-hokkig, in kleur en vorm als voorgaand soort.
Als klimstruik lijkt mij deze soort zeer geschikt voor half beschaduwde plaatsen; kruipende struiken vormen zeer lange, meestal naar één richting groeiende en plat neerliggende twijgen.