Kaukasus, W.-China; 1 m.
Synoniem: E. rosmarinifólia HORT., E. linifólius HORT..
Twijgen dun, kantig, donkergroen en iets overhangend; bladeren bijna ongesteeld, lijnvormig, tot 4 cm lang, bovenzijde donkergroen, onderzijde glanzend heldergroen, bladrand zwak getand, soms gaaf en een weinig omgekruld; bladsteel tot 2 mm lang.
Bloeit einde Mei met zeer kleine, 4-tallige, bruine bloemen, soms alleenstaande of enkele bijeen, aan tot 2 cm lange zeer dunne stelen; vruchten tot 12 mm in diameter, rose getint; zaad bruin met oranjekleurige zaadmantel.
Deze soort vormt een laagblijvende losse struik met overhangende twijgen. De bladeren staan verspreid en meestal dicht opeengehoopt aan de twijg.
In de nazomer, wanneer de talrijke vruchten aan de sierlijk overhangende twijgen aanwezig zijn, is deze struik op zijn mooist. Voor kleine groepen als voorbeplanting, ook in halfschaduw, kan deze soort zeer goed worden gebruikt. Kweekwijze van zomerstek of zaad.
E. n. var. turkestánica DIECK, Synoniem: E. n. var. koopmánni BEISS. ; groeiwijze meer opgaand; bladeren tot 7 cm lang, met vlakke bladrand, in het najaar zeer lang aan de struik blijvend en bruinrood verkleurend.