Japan; 5-7 m.
Jonge twijgen duidelijk kantig, eerst groen, later grijs-bruin getint; knoppen spits, 5-7 mm lang, aan de top der twijgen, vooral de eindknop, groter; bladsteel 4-6 mm lang; bladeren 4-9 cm lang, bovenzijde heldergroen, onderzijde iets lichter getint met 4-5 paar zijnerven, breed-elliptisch, soms omgekeerdeivormig, top spits toelopend, zelden stomp of afgerond, blad voet wigvormig, bladrand fijn gezaagd.
Bloeit in Mei met groene, iets bruin getinte bloemen in weinigbloemige, langgesteelde en een weinig overhangende tuilen; vrucht donkerrood, bijna rond, tot 10 mm in doorsnede, meestal 5-hokkig; zaden met oranjekleurige zaadmantel.
De spitsbladige Euónymus vormt een hoge brede struik en is bij ons nog zeer weinig bekend. Hij kan voornamelijk worden aangeplant in groepen vóór hoger opgroeiend loofhout of tussen veel licht doorlatende bomen. Wil men deze struik echter aanplanten om zijn mooie donkerrode vruchten en de zeer mooie herfstkleur der bladeren, dan is een zonnige standplaats gewenst.
C. Bladeren zomergroen; hoge struiken of kleine bomen met meestal ronde twijgen; winterknoppen meestal spits;
bloemen 4-tallig; helmknoppen purper.