O. N.-Amerika; 5-8 m.
De aarvormig bloeiende esdoorn vormt een hoge, losgroeiende struik of kleine boom en is voor kleine groepen zeer geschikt; in het najaar zijn de 3- of zwak 5-lobbige bladeren, welke alle langer dan breed zijn, mooi oranjegeel gekleurd, terwijl dan bijzonder opvallen de kleine, zeer dicht bijeenstaande vruchtjes in zeer lange, enigszins hangende trossen, waarvan de bijna overal even brede vleugels onder een scherpe hoek afstaan. Bladeren 6-10 cm lang en 5,5-8 cm breed, bovenzijde licht- of geel-groen, onderzijde zeer kort behaard, zeer dicht in de nerfoksels bij de bladvoet, meestal 3-lobbig, ook 5-lobbig, doch dan aan de bladvoet zeer zwak gelobd. Bloeit eind Mei-begin Juni met zeer kleine, groen-gele bloemen in smalle, aarvormig opstaande trossen; vruchten zeer vroeg verschijnend en soms rood getint, met de vleugel 12-18 mm lang. Men kan deze soort door zaaien of door afleggen vermeerderen.