Een term die men in theosofische literatuur veelvuldig aantreft en die kort en bondig uitdrukking geeft aan de opklimmende graden of stadia van het gemanifesteerde bestaan in het heelal. In zekere zin kan men de term “Levensladder” vervangen door andere termen, zoals “de Keten van Hermes” (zie aldaar) of “de Gouden Keten”.
Het heelal bestaat uit belichaamde bewustzijnen; en deze belichaamde bewustzijnen komen voor in een praktisch oneindige verscheidenheid van graden van volmaaktheid — een ware Levensladder of levenstrap, die zich in beide richtingen eindeloos uitstrekt, want onze verbeelding kan zich geen andere dan een hiërarchische begrenzing voorstellen; en een dergelijke hiërarchische begrenzing is slechts van ruimtelijke en niet van werkelijk kwalitatieve en formele aard. Deze Levensladder vertoont bij wijze van spreken op bepaalde afstanden platformen, die door theosofen de verschillende “gebieden van zijn” worden genoemd — de verschillende sferen van bewustzijn, om de gedachte op een andere manier uit te drukken.