(Leeuwarden 25.4.1820 - Leeuwarden 29.5.1862).
Frisiast. Studeerde letteren te Franeker (waar hij in 1840 of 1841 kennis kreeg aan H. Sijtstra) en rechten te Groningen (waar hij samen met Willem Doorenbos J.W. Wolf hielp bij zijn verzamelen van Duitse, Nederlandse, Belgische en Friese volksverhalen). Voltooide zijn studie niet, werd in 1843 privéleraar in de oude talen te Leeuwarden. Met Sijtstra en J. van Loon oprichter van het Selskip (1844), redacteur en met zijn Scandinavische belangstelling mogelijk naamgever van het tijdschrift Iduna (1845). Trouw lid van het Fries Genootschap (1844) en van het letterkundig gezelschap Uitspanning te Leeuwarden (1847). Voor beide hield hij vele lezingen. Archivaris-bibliothecaris van Friesland (1858). Het Friesch Genootschap kocht zijn grote verzameling boeken op het gebied van de Noordse en Germaanse mythologie. Wrk.: Foarjiersblomkes (1840); Nederlandsche volksoverleveringen, verzameld en met aanmerkingen voorzien door J.W. Wolf; op nieuw bewerkt en met bijvoegselen vermeerderd [door T.R. Dijkstra en W. Doorenbos] (1844).
Zie: Haan, S. de, ‘Tiede Roelofs Dijkstra', in: Ut argyf en ûnthâld (1990) 95-96; Volksverhalen (1984) 9 e.v.; Bouma. L.H., ‘Oer de Skandinavyske brêge [..]', PhFris ao 1981 (1982) 25-27; Molen, S.J. van der, 'Tiede Roelofs Dykstra en de Fryske folkskunde', in: id., Ta de Fryske folkskunde (1966) 30-40; Brouwer, J.H. e.a. (ed.), Winst út forlies (1962); Paden II 100-103.