Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 09-01-2025

Akkervogels

betekenis & definitie

Karakteristieke vogels van het boerenland die voor hun overleving in belangrijke mate van akkerland afhankelijk zijn.

In Fryslân, waar de aandacht vooral uit gaat naar weidevogels, waren akkervogels lange tijd een min of meer vergeten groep. Tot de akkervogels worden gerekend: Patrijs (patriis), kwartel (kwartel) en fazant( fazant) (& Hoenders), ringmus (fjildmosk), geelgors (gielfink) en grauwe gors (& Mussen en gorzen), veldleeuwerik (ljurk) (& Weidevogels), gele kwikstaart (giel boumantsje), kneu (robyntsje) (& Vinken), kwartelkoning (teapert) en grauwe klauwier (skatekster). De laatste vijftig jaar is bij veel soorten sprake van een sterke achteruitgang, globaal van 40 tot 95% van de broedparen. Oorzaken zijn ontwatering en schaalvergroting in de akkerbouw. Geschikte nesten schuilgelegenheid ontbreekt. In de zomer zijn er te weinig grote insecten en in de winter ligt er te weinig zaad op de akkers, zodat een voedseltekort ontstaat. In Fryslân is in 2009 op initiatief van de BFVW een akkervogelwerkroep opgericht, met daarin provincie Fryslân, BoerenNatuur en Werkgroep Grauwe Kiekendief. De oplossing van de problemen wordt gezocht in het creëren van geschikte leefgebieden, naar Gronings voorbeeld. Na braaklegging van akkers en inrichting van kruidenrijke perceelsranden vestigden zich daar onverwachte soorten als grauwe kiekendief (skiere hoanskrobber) en velduil ( fjildûle). In hun kielzog kwamen veldleeuwerik en gele kwikstaart tot opmerkelijk herstel.

Zie: Bijlsma, R. e.a., Avifauna van Nederland 2. Algemene en schaarse vogels van Nederland (2001); Vogels Friesland I; www.bfvw.nl.

< >