Schel, v. (-len), bel, klokje; aan de - trekken; de - gaat niet over; (fig.) de -len, zullen hem van de oogen vallen, hij zal zijne dwaling inzien. *-, schil, bekleedsel van vruchten; boomschors; bast; huid (van uijen); dop, bolster, schaal. *-, bn. en bijw. (-ler, -st), helderklinkend, hard (van geluid).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk