Leergast, m. (-en), jongen die een ambacht leert.
*...GELD, o. wat betaald wordt voor het onderwijs; (fig.) hij heeft - betaald of gegeven, hij is door schade wijs geworden.
*...GEZEL, m. (-len), zie LEERGAST. *... GIERIG, bn. en bijw. (-er, -st), gaarne willende leeren. -HEID, v. gmv. zucht om te leeren.
*...GRAAG, bn. (...ager, -st).