Leergast
m. (-en), (Zuidn.) leerling, jongen die een ambacht leert.
Walter De Clerck (1981)
Pers. die, verbonden door een leerovereenkomst, in een bedrijf werkzaam is om een vak aan te leren; leerjongen, leerling. Geen broddelwerk? Toch wel als leergast destijds? Vrouw en Wereld maart 1976, p. 16. Een leergast 18 j. voor het plaatsen van ramen en deuren, Uit een reclamefolder Meise jan. 1977.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
LEERGAST m. (-en), (Zuidn.), leerling, jongen, die een ambacht leert; ...GELD, o. geld, dat betaald wordt voor het onderwijs; (fig.) hij heeft leergeld betaald of gegeven, hij is door schade wijs geworden.
I.M. Calisch (1864)
Leergast, m. (-en), jongen die een ambacht leert. *...GELD, o. wat betaald wordt voor het onderwijs; (fig.) hij heeft - betaald of gegeven, hij is door schade wijs geworden. *...GEZEL, m. (-len), zie LEERGAST. *... GIERIG, bn. en bijw. (-er, -st), gaarne willende leeren. -HEID, v. gmv. zucht om te leeren. *...GRAAG, bn. (...ager, -st).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: