Deel van een ledemaat bij Tetrapoda overeenkomend met de bovenarm of het bovenbeen van de mens
Omdat de ledematen bij zoogdieren zeer verschillend van vorm kunnen zijn is de benaming arm of been niet altijd van toepassing. De flippers van een walvis, de vleugels van een vogel, de voorpoten van een vleermuis en de armen van een mens zijn allemaal homoloog met elkaar. De term stylopodium kan bij al die structuren gebruikt worden. Op dezelfde manier wordt de term autopodium gebruikt voor de hand en de voet en de term zeugopodium voor de onderarm en het onderbeen.
In het stylopodium ligt altijd één been, in de voorste extremiteit de humerus, in de achterste extremiteit het femur. Dit been articuleert aan de proximale kant met de schoudergordel of heupgordel en aan de distale kant met het zeugopodium.
Terwijl het autopodium een innovatie was van de eerste amfibieën gaan stylopodium en zeugopodium terug op een eerdere voorouder, de vleesvinnige vissen (Osteolepiformes, verwant aan coelocanthen en longvissen). Bij deze vissen liggen enkele botjes in de gespierde (vleesvinnige) vin die te homologiseren zijn met de latere beenderen in het stylopodium en zeugopodium van de Tetrapoda.
De uitgroei van een ledemaat tijdens de embryonale ontwikkeling wordt gereguleerd vanuit het uiteinde van de ledemaatknop, de apicale ectodermale rand (AER). Van daaruit vertrekken steeds groepen cellen die dan een identiteit krijgen passend bij een onderdeel van de ledemaat (stylopodium, zeugopodium of autopodium) onder invloed van homeobox-genexpressie. De signalen van de AER zijn hetzelfde voor alle vertebraten, wat verklaart waarom alle ledematen, ook de voorste en de achterste ledemaat, in principe dezelfde bouw hebben.