Maatschappelijke stroming, met name in de Verenigde Staten in de eerste helft van de twintigste eeuw, waarin, geïnspireerd op de evolutietheorie van Charles Darwin, concurrentie en overleving van de sterkste gezien werden als wenselijke principes voor de inrichting van de maatschappij
Het sociaal darwinisme wordt door evolutiebiologen beschouwd als een zwarte bladzijde. Geen enkele moderne bioloog onderschrijft het. Het paste niettemin in de Amerikaanse maatschappij aan het begin van de twintigste eeuw waarin het vrij gewoon was om standsverschillen en etnische verschillen te benadrukken.
De redenering van de sociaal darwinisten is ongeveer als volgt: Zoals natuurlijke selectie in de natuur werkt, werkt het ook in de maatschappij. Het veroorzaakt verschillen tussen groepen mensen die tot uitdrukking komen in sociale klassen. Die ongelijkheid is dus natuurlijk. Overleving van de sterkste leidt tot vooruitgang en voorkomt verval van de maatschappij.
De bekendste spreekbuis van het sociaal darwinisme was Herbert Spencer, de uitvinder van de term “survival of the fittest”, een begrip dat door Charles Darwin in de latere edities van “The Origin of Species” toegevoegd werd aan de titel van Hoofdstuk IV. Spencer stond onder invloed van de sociaal wetenschapper Graham Sumner, docent aan Yale University. De zakenman John Rockefeller gebruikte een sociaal-darwinistische redenering als motivatie voor zijn optreden bij de vorming van de Standard Oil Company, die veel kleine oliebedrijven wegconcurreerde: “De groei van een grote onderneming is zuiver een kwestie van overleving van de sterkste”.
Het sociaal darwinisme werd ook gebruikt als ideologie in het nationaalsocialisme in Duitsland gedurende de jaren 1930-1940. Overigens komen ook verschillende moderne bewegingen waarin immigratie van niet-westerse bevolkingen in Europa en de Verenigde Staten als onwenselijk wordt gezien, dicht in de buurt van het sociaal darwinisme (vgl. Thilo Sarrazin met zijn boek “Deutschland schafft sich ab”).