Een van de grote era’s van de aardgeschiedenis, tijdspanne van 541 tot 252 miljoen jaar geleden, waarin o.a. steenkool gevormd werd en vele diergroepen het land koloniseerden
De aardgeschiedenis wordt ingedeeld in vier eons, waarvan de laatste het Fanerozoïcum is (van 541 Ma BP tot nu; Ma BP = miljoen jaar voor heden). Het Fanerozoïcum heeft drie era's:
- het Paleozoïcum (541-252 Ma BP), dat begon met het Cambrium en eindigde met het Perm en een enorme massa-extinctie.
- het Mesozoïcum (252-66 Ma BP), dat eindigde met de massa-extinctie van reptielen en de K-Pg-overgang.
- het Cenozoïcum, waarin zoogdieren, vogels, bloemplanten en veel moderne insecten opkwamen.
De periodes van het Paleozoïcum zijn achtereenvolgens: Cambrium, Ordovicium, Siluur, Devoon, Carboon en Perm. Terwijl aan het begin van het Paleozoïcum het leven zich nog volledig in zee afspeelde, koloniseerden vanaf het Ordovicium veel dieren het land (“terrestrialisaties”). Bijvoorbeeld, vanuit de kreeftachtigen ontstonden de terrestrische insecten en uit de vissen evolueerden de amfibieën en reptielen.
Tijdens het Paleozoïcum vonden drie van de vijf grote massa-extincties plaats, namelijk aan het eind van het Ordovicium (440 Ma BP), aan het eind van het Devoon (365 Ma BP) en aan het eind van het Perm (245 Ma BP). Bij de laatste massa-extinctie stierf 80% van alle mariene diersoorten uit en deze extinctie markeert de overgang naar het Mesozoïcum.
Ook de planten (mossen, paardenstaarten, varens en naaktzadige zaadplanten) veroverden het land tijdens het Paleozoïcum. Tijdens het Carboon heerste op het supercontinent Pangea een warm en nat klimaat, waardoor uitgebreide moerassen ontstonden waarin de koolstof fossiliseerde tot steenkool. Een groot deel van de voorraad fossiele brandstoffen die wij nu in snel tempo aan het opmaken zijn, dateert uit het Carboon.