Slokdarm; buisvormig orgaan tussen de keelholte en de maag, waardoor voedsel getransporteerd wordt
De oesofagus (uitgesproken als eusófagus) is een gespierde buis die via afwisselende contracties van lengtespieren en kringspieren (peristaltiek) een voedselprop actief kan transporteren. Bij zoogdieren is de slokdarm behoorlijk lang (bij de mens 30 cm), doorloopt de hele thorax en passeert het middenrif (diafragma) via de hiatus oesophageus om in de maag te eindigen. De lengte is een gevolg van de scheiding tussen borst- en buikholte die bij de zoogdieren is ontstaan en waardoor de maag naar caudaal verplaatst is. Op de overgang van slokdarm naar maag ligt een kringspier waarmee voorkomen wordt dat maaginhoud in de slokdarm terecht komt.
Veel ongewervelde dieren hebben ook een deel van de darm dat oesofagus genoemd wordt, hoewel het meestal korter is. Bij kreeftachtigen en insecten is het achterste deel van de oesofagus verwijd tot een krop en alleen het voorste smalle gedeelte wordt oesofagus genoemd. Dit is ook het geval bij vogels. De krop maakt het mogelijk om voedsel te bewaren, waardoor een grote hoeveelheid ineens gegeten kan worden zonder dat het direct verteerd hoeft te worden. Ook kunnen jongen gevoerd worden met voedsel opgebraakt vanuit de krop. Bij sommige vogels is de krop zeer groot en omvat een aanzienlijk deel van de borst. Bij insecten zit achter de krop vaak nog een structuur die proventriculus (voormaag) genoemd wordt, een smal en sterk gespierd compartiment, vaak voorzien van tanden, dat werkt als klep naar de middendarm.
De oesofagus heeft, evenals de daarvan afgeleide krop en proventriculus, geen functie in de spijsvertering.