Plaatvormige gespierde structuur die bij zoogdieren de borstholte scheidt van de buikholte; vergroot bij contractie het longvolume en bewerkstelligt inademing
Het middenrif (diafragma) omvat een mediane crurale spier aan de rugzijde, twee gespierde septa die vanaf de zijkant en de voorkant naar binnen zijn gegroeid en een centrale pees. Het diafragma staat bol naar boven, sluit aan op de longen en is essentieel voor de ademhaling.
Het diafragma bevat openingen voor de slokdarm, de holle ader en de lichaamsslagader. Een zeldzame aangeboren afwijking aan het middenrif is congenitale diafragmatische hernia (CDH), een aandoening waarbij het middenrif niet goed is gesloten en organen van de buikholte uitstulpen in de borstholte; deze situatie is direct levensbedreigend.
In de embryonale ontwikkeling ontstaat het middenrif vanuit een pleuro-peritoneale plooi (ppf), die gevormd wordt vanuit de somieten in de halsregio. Somietische ppf-cellen migreren over het oppervlak van de lever en vormen bindweefsel en spierweefsel dat geïnnerveerd wordt door zenuwen vanuit cervicale wervels 3, 4 en 5. Later in de ontwikkeling zakt het middenrif naar beneden en de zenuwen (linker en rechter nervus phrenicus) lopen vanuit de nek langs de wervelkolom door de borstholte naar het middenrif.
Bij andere gewervelde dieren dan zoogdieren komen ook structuren voor die diafragma genoemd worden, maar die zijn niet homoloog met het middenrif van de zoogdieren. Het middenrif is te beschouwen als een nieuwvorming van de Mammalia, waarvan de evolutionaire voorganger onduidelijk is. Als mogelijke oorsprong worden verschillende buik- en halsspieren genoemd zoals musculus rectus abdominis en m. hypobranchealis. Mogelijk is het diafragma op te vatten als een exaptatie: de oorspronkelijke functie betrof niet de ademhaling maar stabilisatie van de lever.