Dieren; Animalia; groep heterotrofe, meercellige eukaryoten met spieren en een zenuwstelsel, meestal beweeglijk, behorend tot het subregnum Unikonta
Dieren vormen een monofyletische groep waarvan de sponzen de eerste afsplitsingen zijn. Moleculaire fylogenieën geven sterke steun aan een nauwe verwantschap van sponzen met de protistengroep Choanoflagellata. Met deze eencelligen en de schimmels vormen de dieren de groep Opisthokonta binnen het subregnum Unikonta van de Eukaryota.
De overgang van choanoflagellaten naar dieren markeert het ontstaan van meercelligheid (multicellulariteit). Voor meercelligheid is een ontwikkelingsprogramma nodig dat ervoor zorgt dat de cellen van het embryo een verschillende functie krijgen (en behouden). Ook moet er een systeem zijn om de cellen aan elkaar te hechten. Uit fylogenetische reconstructies blijkt dat de hiervoor benodigde genen al grotendeels aanwezig waren bij de Protista.
Metazoa vinden hun oorsprong in het Cryogenium, 750 tot 800 miljoen jaar geleden. De eerste dieren hadden een sponsachtige gedaante, hetgeen te zien valt aan de allereerste dierlijke fossielen, gevonden in Australië, van 635 Ma BP. Het duurde echter nog een hele tijd, tot het Cambrium, 550 Ma BP, voordat de dieren talrijk en divers begonnen te worden. Deze “vertraagde opkomst” (ook genoemd het model van de lange lont) wordt verklaard door aan te nemen dat nog veel moleculaire herrangschikkingen nodig waren voordat de diversiteit van dierlijke bouwplannen kon ontstaan.
Soms worden de sponzen buiten het dierenrijk gehouden; in dat geval spreekt men van Eumetazoa (alle dieren behalve sponzen). Metazoa staat tegenover Protozoa, waarmee eencellige “dieren” aangeduid worden, maar deze term wordt niet meer gebruikt omdat de eencelligen met “dierlijke” eigenschappen (bijvoorbeeld ciliaten, pantoffeldiertjes) volgens recente fylogenetische analyse ver verwijderd van de dieren geplaatst worden.