NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Vrolik, dr. agnites

betekenis & definitie

VROLIK (Dr. Agnites), zoon van Gerard V. (die volgt) en Agneta Suzanna van Walree, 28 Febr. 1810 te Amsterdam geb. en overl. 8 Juni 1894. Hij studeerde aan het athenaeum zijner geboorteplaats en vervolgens a.d. hoogeschool te Utrecht in de Wis- en Natuurkunde, promoveerde in 1836 op een diss. over het Centraalvuur en bezocht daarna tot voltooiing zijner studiën Parijs en Londen. Eerst als assistent bij Dr. Simons, den adviseur voor wis- en scheikundige zaken, aan het ministerie van Financiën geplaatst, werd hij in 1840 essayeur-generaal aan 's Rijks Munt en later voorzitter van het Munt-College. Van 1854-1858 was V. minister v. Financiën (eerst in't kabinet van Hall-Donker Curtius, daarna in dat van van der Brugghen), in welke betrekking hij de accijnsen op 't gemaal afschafte. In 1861 richtte Dr. V. met anderen de Maatschappij tot exploitatie voor Spoorwegmaterieel op, die twee jaar later veranderd werd in een Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, waarvan hij tot 1868 president-directeur was. Tevens was hij lid en steun van verschillende geleerde genootschappen, voorzitter van de Maatschappij van Nijverheid te Haarlem en curator van de leidsche hoogeschool. Algemeen werd hij erkend als een ervaren specialiteit op 't gebied van het muntwezen, als zoodanig had hij veel gezag. Van zijn geschriften zijn vooral bekend: Verslag van al het verrigte tot herstel van het Nederlandsche muntwezen van 1842-1851 (1853); MoetNederland voor zijn muntwezen den gouden standaard aannemen ofden zilveren behouden? (1874) en Feestrede bij het Eeuwfeest der Maatschappij tot bevordering van Nijverheid (1877).

Zijn portret werd gelithographeerd door C.C.A. Last en door C.W. Mieling.

Zie: F.W. van Eedenin Eigen Haard 1894, 404, en H.P.G. Quack, Herinneringen uit de levensjaren (1913), e.v. Voorts Een honderdjarig jubilé in Eigen Haard 1877, 235-37.

Zuidema

< >