(Mr.), * 19. 11. 1872 te Batavia, studeerde en promoveerde in de rechtswetenschap te Amsterdam, is te Amsterdam en te Arnhem advocaat geweest en sedert 1913 te 's-Gravenhage gevestigd, waar hij verschillende maatschappelijke functies vervult. Heeft geen speciale muzikale opleiding genoten, alleen pianoles gehad van Leander Schlegel te Haarlem.
Is op het gebied van compositie geheel autodidact. Van zijn hand zagen het licht: een bundel van acht klavierstukken en een aantal liederen, voor het meerendeel op Duitschen tekst, waaronder Sechs Gesange Chinesischer Lyrik (Alsbach en Co.). Bij PaternotteGaucheron verschenen Trois mélodies. In 1903 is hij voor een Adagio bekroond bij een prijsvraag uitgeschreven door den Muziekkalender. Hij is secretaris der „Union musicologique", in 1921 door wijlen dr. Scheurleer opgericht.