Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Joseph joachim raff

betekenis & definitie

* 27. 5. 1822 te Lachen bij Zürich, ✝ in den nacht van 24/25. 6. 1882 te Frankfort a. M. als directeur van het Hochsche Konserv.

Zoon van een organist, miste hij de middelen voor een grondige muziekopleiding en werd onderwijzer. Maar toen hij aan Mendelssohn enkele zijner composities had toegezonden, gaf de firma Breitkopf und Härtel deze op diens voorspraak uit, en Raff gevoelde zich daardoor aangemoedigd, componist te worden. Maar hij had, al vond hij daarbij steun van Liszt en Bülow, met allerlei moeilijkheden te kampen. Ten slotte volgde hij 1850 Liszt naar Weimar, werd er medewerker aan de „Neue Zeitschrift für Musik”, schreef een brochure Die Wagnerfrage en slaagde er in zijn opera König Alfred opgevoerd te krijgen. Het succes daarvan was niet groot en hij besloot daarom zich vooral op instrumentale muziek toe te leggen. Huwde 1859 met de actrice Doris Genast te Wiesbaden en bleef daar tot 1877, toen hij tot directeur van het Hochsche Konservatorium werd benoemd, welke positie hij tot zijn dood heeft bekleed. Raff heeft zoo veel gecomponeerd, dal we ons aan geen volledige opsomming van zijn werken kunnen wagen. In 1886 heeft de „Raff-Denkmal-Verein" te Frankfort een volledige lijst er van gepubliceerd. Men vindt daarop vermeld: 11 symphonieën, waarvan de derde (lm Walde, op. 153), dagteekenend van 1869, de meeste bekendheid heeft behouden; de eerste (An das Vaterland op. 96) werd 1863 door de „Gesellschaft der Musikfreunde" bekroond. Dan vermelden we een sinfonietta voor acht houten blaasinstrumenten en twee hoorn (op. 188), drie orkestsuites, 5 ouvertures, Abends (Rhapsodie voor orkest), een pianoconcert, een suite op. 200 en Ode au printemps op. 76 voor piano en orkest, twee concerten (op. 161 en 206) en een suite (op. 180) voor viool en orkest, een concert voor violoncel en orkest (op. 193), 8 strijkkwartetten, een strijksextet op. 178, een strijkoctet op. 176, een pianokwintet op. 107,2 pianokwartetten op. 202, 4 pianotrio's, 5 groote vioolsonates, 2 pianosonates, 3 sonatines, 7 suites voor piano, tallooze salonstukken, Humoresken (op. 159), Reisebilder op. 160, Balladen, Cavatine en La fileuse op. 157, zeer vele parafrases, enz. voor piano alleen en niet minder talrijke liederen, duo's en trio's voor vrouwenstemmen met piano, 30 mannenkwartetten, Wachet auf, voor mannenkoor, solt en orkest (op. 80), Deutschlands Auferstehung, voor mannenkoor en orkest, op. 100, gemengde koren met orkest of piano (lm Kahn en Der Tanz op. 171, Die Tageszeiten op. 209) en Weitende, Gericht, Neue Welt op. 212 (oratorium op woorden uit de Openbaring). Behalve König Alfred schreef hij voor het tooneel nog muziek bij Genasts Bernhard von Weimar (1858), de opera's Dame Kobold (1870), Die Eifersüchtigen, Die Parole, Benedetto Marcello en Samson, die geen van allen werden opgevoerd. Zijn muziek, verwantschap vertoonend met die der jong-romantici, en sterk onder den invloed staande van Liszt, is niet van uiterlijkheid en oppervlakkigheid vrij te pleiten. Raff schudde de noten als het ware uit zijn mouw, maar zij waren daarmede vaak in overeenstemming, zoodat veel reeds grootendeels vergeten is. Zijn biografie schreef zijn dochter Helene R a ✝ f : J. R., ein Lebensbild (Regensburg, 1925).

< >