Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Joseph joachim

betekenis & definitie

(Portret plaat 56), * 28. 6. 1831 te Kittsee, ✝ 15- 8. 1907 te Berlijn, gehuwd met Amalia Weiss (zie boven), de grootste violist uit de tweede helft der 19e eeuw. Zijn eerste leermeester was de violist Jos.

Böhm en hij bracht het bij dezen zoover, dat hij reeds 1843 op aanbeveling van Mendelssohn in het Leipziger Gewandhaus als solist optrad, waarna hij leerling werd van Ferd. David, Hauptmann en Mendelssohn. In 1849 werd hij benoemd tot concertmeester te Weimar, waarbij hij in nauwer betrekking tot Liszt kwam te staan. In 1853 verhuisde hij naar Hannover om er als kon. concertmeester en concertdirecteur op te treden. In 1866, toen Hannover door Pruisen werd geannexeerd, zag hij zich benoemd tot directeur der Hochschule für Musik te Berlijn. In den loop der jaren scheidde J. zich openlijk van de door Liszt ingeleide nieuw-Duitsche richting af en sloot zich bij Brabms aan, wien hij een trouwe vriend en geestverwand werd.Zijn vioolspel heeft men in de eerste plaats bewonderd niet zoozeer om het brillant karakter als om de innig muzikale wedergave in juisten stijl van werk van een Beethoven, een Mozart, een Bach, evenzeer als van moderne kunst, en met voorliefde werkte hij mede in kamermuziekwerken.

Ondanks zijn directoraat der Hochschule heeft Joachim veel gereisd, in de eerste plaats naar Engeland, waarheen Mendelssohn hem destijds reeds had meegenomen om de Londenaars in kennis te brengen met Beethovens vioolconcert. In 1877 benoemde Oxford hem tot doctor h. c. (Cambridge, Glasgow en Göttingen eveneens). Ook in Nederland heeft Joachim zich herhaaldelijk doen hooren en waardeeren.

Van zijn composities vermelden wij zijn Concert in Ungarischer Weise (op. 11), zijn cadensen bij vermaarde vioolconcerten, Hebraïsche melodieën voor alt en piano op. 9, meerdere ouvertures (o.a. Hamlet) enz. Joachim heeft een groot aantal vermaarde leerlingen gevormd. Zie verder: A. Kohut: J. J. (1891), H. J. Moser J. J. (1908) en correspondentie tusschen Brahms en J., uitgegeven door A. Moser (3 dln. 1911 -13).

< >