Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Johann jacob loewe

betekenis & definitie

* 1628 te Weenen, ✝ begin Sept. 1703 te Lüneburg, organist en componist, 1652 leerling van Schütz te Dresden, werd 1655 kapelmeester te Brunswijk, daarna te Wolfenbüttel, in 1663 te Zeitz en in 1682 organist te Lüneburg. Is een der eerste Duitsche componisten van instrumentale suites (kamersonates) van Italiaansch karakter met een „Synfonia" als inleiding, verder liederen en opera's.

< >