1) Lage mannenstem. Naar den omvang kon deze stemsoort worden verdeeld in bariton (zie daar) en diepen bas of basse-taille.
De omvang van de diepe bas is E tot e1. Zelden bereikt een stem dezen geheelen omvang. Een diepe bas, waarbij de laagste tonen in het forte niet bruikbaar zijn, nadert de basse chantante. Sommige basstemmen (Negers, Russen) hebben in het lage register een belangrijk grooter omvang (zelfs tot Flf contra F.)In de opera onderscheidt men, naar het karakter der rollen, de serieuze bas (basse noble) en de basso buffo. Zie verschillende zangmethodes.
2) Benaming voor de laagste partij in een orkest van strijk- of (en) blaasinstrumenten. Afkorting voor contrabas, bastuba of helicon (zie onder deze woorden).
3) In het algemeen, de laagste stem eener compositie. Men spreekt ook, populair, van bas bij de linkerhand eener piano-compositie.
4) Becijferde bas. Baspartij in werken, tot het einde der 18e eeuw, waarbij, door een systeem van becijfering, de harmonieën die gebruikt moeten worden zijn aangegeven. De maestro al cembalo moest naar deze aanwijzingen zijn partij uitvoeren. Zie Basso continuo, Maestro al cembalo en Becijfering.