Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

voorspelen

betekenis & definitie

voorspelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: voor-spe-len

1. muziek aan anderen voordoen
♢ Jan speelde een stukje voor en toen wist Irma hoe het moest
2. in tegenwoordigheid van anderen iets spelen
♢ zal ik jullie wat voorspelen?

Regelmatig werkwoord: voor-spe-len
ik speel voor (... ik voorspeel)
jij/u speelt voor (... jij voorspeelt)
hij/zij speelt voor (... hij voorspeelt)
wij/zij/jullie spelen voor (... wij voorspelen)
ik/jij/u/hij/zij speelde voor (... ik voorspeelde)
wij/zij/jullie speelden voor (... wij voorspeelden)
hij heeft voorgespeeld
de/het/een voorgespeelde ....
voorspelend, voorspelende

< >