verzaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: ver-za-ken
1. niet nakomen, er ontrouw aan worden
♢ je hebt de rommel niet opgeruimd en daarmee je plicht verzaakt
1. de duivel verzaken
[niet langer doen wat die wil]
2. je zonden verzaken
[niet meer zondigen]
Regelmatig werkwoord: ver-za-ken
ik verzaak
jij/u verzaakt
hij/zij verzaakt
wij/zij/jullie verzaken
ik/jij/u/hij/zij verzaakte
wij/zij/jullie verzaakten
hij heeft verzaakt
de/het/een verzaakte ....
verzakend, verzakende
Gepubliceerd op 14-11-2017
verzaken
betekenis & definitie