mate waarin voedingsstoffen (vooral fosfor, stikstof en koolstof) ergens beschikbaar zijn. De trofie bepaalt rechtstreeks de primaire produktie van het ecosysteem.
De term wordt gebezigd voor zowel ecosystemen die zich in de bodem als ecosystemen die zich in het water afspelen.Een oligotroof veen (oligos = weinig) is gevormd onder voedselarme omstandigheden; een kenmerkende plant is het pijpestrootje. Een oligotroof meer wordt gekenmerkt door zuurstofrijk water, waarin weinig plankton en weinig vis voorkomen. Tegenwoordig zijn er echter ook sterk verzuurde meren (o.a. in Zweden als gevolg van zure regen), waarin wel voldoende mineralen aanwezig zijn (mesotroof of eutroof), maar waar de zuurgraad en de daarmee samenhangende aluminiumverbindingen in het water vrijwel alle plankton en vis het leven onmogelijk maken. Zulke meren lijken oligotroof, maar zijn dat niet.
In de wordingsgeschiedenis van een ecosysteem vindt er meestal een ontwikkeling plaats van oligotroof via mesotroof in de richting van eutroof tot hypertroof. Deze toename van voedselrijkdom kan zich over enkele jaren tot enkele eeuwen uitstrekken; men noemt haar wel het eutrofiëringsproces. Deze ontwikkelingsgang is goed beschreven voor aquatische ecosystemen.
De lage primaire produktie in een oligotroof meer wordt bepaald door een geringe aanvoer van anorganische voedingsstoffen van buiten het systeem. Gewoonlijk zijn fosfor en/of stikstof de voedingsstoffen die de primaire produktie beperken.
Voegt men b.v. aan een oligotroof meer, waarin fosfor de beperkende factor is, extra fosfor toe, dan leidt dit niet zozeer tot een hogere fosforconcentratie in het water, maar wel tot een toename van de primaire produktie: al het fosfor wordt direct door de primaire producenten opgenomen. Een bijkomend effect van de toegenomen primaire produktie is een toegenomen gebruik van de andere voedingsstoffen. Er kan zich dan ook de situatie voordoen dat het gebruik van stikstof door het fytoplankton de aanvoer daarvan gaat overtreffen, waardoor stikstof de beperkende factor gaat vormen.
Als zowel stikstof als fosfor in ruime mate voorhanden zijn, kan de primaire produktie soms zo ver toenemen, dat koolstof de beperkende factor gaat vormen; b.v. in baaien waarin veel afvalwater geloosd wordt. In zacht water met een lage zuurgraad (d.w.z. zeer zuur) kan de primaire produktie beperkt worden door de geringe beschikbaarheid van anorganische koolstof (m.n. bicarbonaat). In hard water (kalkrijk) treedt dit nooit op, doordat de diffusie van atmosferische kooldioxide in het water voldoende is om in de koolstofbehoefte van het fytoplankton te voorzien.
trofie. Fosfaatgehalte als indicatie van voedselrijkdom.
trofie voorbeelden fosfaatgehalte mg/l oligotroof (voedselarm) vennen 0,01 mesotroof (matig voedselrijk) vennen, petgaten 0,01 0,05 eutroof (voedselrijk) laagveenplassen 0,05 0,1 hypertroof (overbemest) boezems 0,1