familie van schelpdieren, die behoort tot de klasse weekdieren. Mossels leven in groten getale bijeen in mosselbanken.
De tweekleppige schelp is met draden vastgehecht aan stenen. De kolonies komen voor o.a. in ondiep water, vooral in de getijdenzone waar zij bij eb droog liggen. Hoewel de mossel (Mytilus edulis) van oorsprong in zout water voorkomt, kan deze soort ook in brak water leven. In Nederland komt hij algemeen voor in de Waddenzee en de Zeeuwse wateren. Ook in de Atlantische en in de Grote Oceaan treft men mossels aan.Mossels leven van eencelligen en andere kleine organismen, die met het ademwater via een instroombuis (sifo) worden aangevoerd. Filters in het lichaam houden het voedsel tegen en laten het water door naar de kieuwen. Fijne haartjes zorgen dat het voedsel naar de mond wordt gevoerd. Het verbruikte ademwater gaat via een uitstroombuis naar buiten. Mossels worden tijdens vloed belaagd door krabben en zeesterren, en tijdens eb door zeevogels. Vaak worden zij aangetast door het erwtekrabbetje en een kreeftachtige parasiet (Mytilicola inlestinalis); de laatste veroorzaakt bij de mens mosselvergiftiging.
Mossels worden bedreigd door waterverontreiniging. Zij kunnen relatief grote hoeveelheden zware metalen via het ademwater binnenkrijgen; deze stoffen accumuleren dan in hun lichaam. Het kweken van mossels wordt begeleid door het Mosselproefstation van het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek op Texel.