1. cariës ossium, het door ontsteking in de kanalen van Havers verweken (ontkalken), afsterven en (bij het bestaan of ontstaan van een open wond, resp. fistel) rotten van beenweefsel;
2. osteomyelitis, myelitis, de meestal snel om zich heen grijpende ontsteking in het beenmerg; vaak komt hierbij een afgestorven stuk beenweefsel te midden van een carieus gebied (absces) te liggen (sequesier, zie aldaar); wordt de ontsteking chronisch, dan ontstaan fistels tot dit stuk uitgestoten of verwijderd wordt. De chronische beeneter is vaak beentuberculose.
beenetergezwel, osteoma (goedaardig) of osteosarcoma (kwaadaardig).