Vruchtgebruik is een zakelijk recht om van het goed van een ander het volle genot te hebben. Het voorwerp van vruchtgebruik kan zoowel roerend als onroerend goed zijn.
Omvang van het recht. De vruchtgebruiker kan ie. het goed gebruiken en 2e. de vruchten in eigendom verwerven, indien de zaak, waarop ’t vruchtgebruik rust, vruchten afwerpt.
Vruchten
Men onderscheidt de vruchten in natuurlijke en burgerlijke vruchten. De eerste zijn die vruchten, welke de aarde oplevert, zooals het graan en die, welke de beesten opleveren, zooals de kalveren, de melk en de eieren. Burgerlijke vruchten zijn huren en renten.
Vestiging van het vruchtgebruik.
Bij vestiging van vruchtgebruik op onroerend goed moet een acte worden opgemaakt, die ten hypotheekkantore wordt overgeschreven.
Verplichtingen van den vruchtgebruiker.
De vruchtgebruiker moet de jaarlijksche en gewone lasten betalen, zooals de grondrente en de belastingen. Hij is ook verplicht de gewone onderhoudsreparatiën te bekostigen. De vruchtgebruiker mag de goederen, aan ’t vruchtgebruik onderworpen, verhuren. Hij mag ook zijn recht aan een ander overdragen of verpanden en verhypothekeeren.
Zekerheidsstelling
De vruchtgebruiker moet zekerheid stellen, opdat het goed, na ’t einde van ’t vruchtgebruik, in behoorlijken staat tot den blooten eigenaar terugkeert. Hij kan echter door den insteller van ’t vruchtgebruik worden ontheven van de verplichting tot zekerheidsstelling.
Vruchtgebruik ingesteld bij testament
Vruchtgebruik wordt meestal bij testament ingesteld. B.v. iemand wil wel zijn echtgenoote bevoordeelen, doch hij wil niet, dat na haar overlijden de door haar uit zijn nalatenschap geërfde goederen op haar familie overgaan, zoodat zijn familie
uitgesloten zou zijn. Om zijn bedoeling te verwezenlijken, benoemt hij, voor het geval van zijn kinderloos overlijden, zijn familie (b.v. broeders en zusters) tot eenige erfgenamen, onder den last van levenslang vruchtgebruik ten behoeve zijner echtgenoote. Sterft deze, dan eindigt het vruchtgebruik en de familieleden van den man verkrijgen den vollen eigendom der goederen, welke de man indertijd naliet.
Einde van het vruchtgebruik
Vruchtgebruik eindigt:
1e. door den dood van den vruchtgebruiker. Bij rechtspersonen eindigt ’t vruchtgebruik na 30 jaar;
2e. door afloop van een zekeren tijd, indien deze bepaald is;
3e. door vermenging, b.v. indien de vruchtgebruiker den eigendom verkrijgt;
4e. door afstand van zijn recht door den vruchtgebruiker; 5e. door verjaring, wanneer de vruchtgebruiker gedurende 30 jaar van zijn recht geen gebruik heeft gemaakt; 6e. door den geheelen ondergang der zaak, waarop ’t vruchtgebruik is gevestigd. (Zie de artt. 803—864 B. W.)