Indien iemand overleden is, gaan zijn rechten en verplichtingen over op anderen (erfgenamen). Niet alle rechten van den overledene gaan op zijn erfgenamen over.
Er zijn rechten, die door ’t overlijden te niet gaan, b.v. een recht van vruchtgebruik, een lijfrente en een pensioen. Er ontstaan echter ook verplichtingen voor de erfgenamen, welke de erflater nooit heeft gehad, b.v. tot betaling van de begrafeniskosten en successierechten en tot afgifte van legaten. Het complex van rechten en verplichtingen, dat door de erfgenamen wordt verkregen, noemt men de nalatenschap.Soorten van erfopvolging.
Er zijn twee soorten van erfopvolging :
1e. de wettelijke erfopvolging. Hierbij worden de erfgenamen door de wet aangewezen. Zij wordt toegepast, indien de erflater geen testament heeft gemaakt of niet over zijn geheele nalatenschap bij testament heeft beschikt.
2e. de testamentaire erfopvolging. Hierbij worden de erfgenamen door den erflater bij testament aangewezen.
Wettelijke erfopvolging.
De wet wijst als erfgenamen aan de echtgenoot en de bloedverwanten van den erflater. Voor een goed overzicht kunnen de erfgenamen in klassen worden ingedeeld als volgt:
Echtgenoot en afstammelingen. Klasse I. De echtgenoot en de kinderen van den erflater voor gelijke deelen. Is een kind vooroverleden met achterlating van kinderen, dan treden deze kleinkinderen in de plaats van ’t vooroverleden kind, b.v. A. laat na zijn vrouw B., zijn kinderen C. D.
E. en 2 kleinkinderen F. en G. (kinderen van de vóóroverleden H.) Nu zijn gerechtigd B. voor 1/5, C. D. E. ieder ook 1/5 en F. en G. samen 1/5 of ieder 1/10.
Ouders, broeders, zusters. Klasse II. De ouders, broeders en zusters des erflaters en de kinderen van vooroverleden broeders en zusters. De ouders deelen met de broeders en zusters gelijk op, doch ontvangen ieder minstens 1/4. De 2e klasse komt eerst in aanmerking, als de personen der ie klasse ontbreken, b.v. A. sterft kinderloos en ongehuwd, laat na 2 ouders B. en C., 4 broeders D.
E. F. G. en 3 kinderen H. I. J. van een vooroverleden zuster. B. en C. ieder 1/4; D.
E. F. G. ieder 1/10; H. I. J. te zamen ook 1/10 of ieder 1/30.
Grootouders, ooms, tantes, neven, nichten. Klasse III. De grootouders, ooms, tantes, neven en nichten. De nalatenschap wordt gekloofd in twee helften. De eene helft is voor de vaderlijke- en de andere helft is voor de moederlijke bloedverwanten. In iedere helft worden eerst geroepen de grootouders; zijn die er niet, dan de ooms, tantes, neven en nichten tot in den 6en graad, met dien verstande, dat een nadere bloedverwant een verderen bloedverwant uitsluit, b.v.
A. sterft ongehuwd, kinderloos en zonder ouders, broeders, enz. Aan vaderszijde laat hij na 2 grootouders B. en C.; aan moeders zijde een broeder en een zuster zijner moeder D. en E., benevens 2 neven F. en G. (kinderen van een vooroverleden zuster zijner moeder). In dit geval wordt ook plaatsvervulling toegepast, (zie art. 892 B. W.) Men verstaat onder plaatsvervulling dit, dat de afstammelingen van een vooroverleden bloedverwant treden in de plaats, graad en rechten van den vooroverledene. De nalatenschap wordt nu als volgt verdeeld : B. en C. samen 1/2 is ieder 1/4; D. en E. ieder 1/3 van 1/2 is 1/6 F. en G. samen ook 1/3 van 1/2 is 1/6 of voor ieder 1/12.
Indien iemand geen echtgenoot en geen bloedverwanten tot in den 6en graad nalaat, vervalt de nalatenschap aan den Staat. (art. 877 e.v. B. W.)
Testamentaire erfopvolging
Ieder kan een testament maken, waarin de erflater bepaalt hetgeen hij wil, dat na zijn dood zal geschieden. Daarop zijn twee uitzonderingen :
Onbevoegden tot het maken van een testament,
1e. minderjarigen beneden 18 jaar en
2e. zij, die hun verstandelijke vermogens niet bezitten. Dezen mogen geen testament maken.
Inhoud van een testament.
Men kan hier drieërlei onderscheiden :
1e. beschikking over ’t vermogen;
2e. benoeming van personen;
3e. andere beschikkingen. De beschikkingen over het vermogen kan men verdeelen in twee soorten : erfstellingen en legaten.
Erfstellingen.
Een erfstelling bevat een benoeming tot erfgenaam, hetzij voor de geheele nalatenschap, hetzij voor een gedeelte, b.v. 1/2, 1/3, 1/8, enz. De erfgenaam verkrijgt zijn deel van ’t actief, maar hij draagt ook voor zijn deel in ’t passief en in de legaten.
Legaat.
Een legaat is een beschikking, waarbij aan iemand een bepaald voorwerp, een geldsom of een recht wordt vermaakt, (b.v. het vruchtgebruik der nalatenschap) De legataris draagt niet in de schulden.
De erflater kan bij testament over zijn geheele nalatenschap beschikken, behalve wanneer hij afstammelingen nalaat.
Wettelijk erfdeel.
Dezen hebben recht op een minimaal
deel, het wettelijk erfdeel, (legitieme portie) dat hun niet ontnomen mag worden, b.v. A. laat na zijn echtgenoote B. en drie kinderen C. D. E. Is er geen testament, dan ontvangen B. C.
D. E. ieder 1/4. Indien A. ’t beschikbaar deel vermaakt aan B., dan zijn dus de kinderen in hun wettelijk erfdeel gesteld. Dit bedraagt voor 3 kinderen 3/4 van genoemd gedeelte; alzoo C. D. E. ieder 3/4 van 1/4 is 3/16; is voor hen samen 9/16 en B. ontvangt de rest, is 7/16.
Is er één kind, dan is zijn legitieme portie 1 Jz van ’t deel, dat de wettelijke erfopvolging aanwijst en zijn er twee kinderen, dan ieder 2/3 van dat deel. (Art. 921 e.v. art. 960 e.v. B. W.)
Men kan bij testament ook personen benoemen, b.v. een voogd, een bewindvoerder en een executeur testamentair.
Bewindvoerder.
Men kan ’t erfdeel van een erfgenaam (niet de legitieme portie) onder bewind stellen en daarover een bewindvoerder benoemen. Dit dient om te verhinderen, dat de erfgenaam zijn erfdeel zal verkwisten. De bewindvoerder keert de renten van ’t erfdeel uit aan den erfgenaam, (art. 1066 e.v. B. W.)
Executeur testamentair.
Een uitvoerder van den uitersten wil (executeur testamentair) is iemand, die ’t testament uitvoert en de nalatenschap vereffent. Daartoe wordt hem dikwijls het recht van bezit der nalatenschap gegeven. Dan kan hij alle zaken opvorderen en alle uitstaande vorderingen innen en daarvoor kwiteeren. Dit recht duurt hoogstens één jaar (art. 1052 e.v. B. W.)
Andere beschikkingen. Men kan bij testament nog andere beschikkingen maken, b.v. dat de erflater moet worden verbrand, dat zijn correspondentie moet worden vernietigd, enz.
Vorm van het testament.
Notarieel testament. De meest voorkomende vorm is de notarieele akte. De notaris maakt dan ’t testament op en de acte wordt verleden in tegenwoordigheid van twee getuigen.
Olographisch testament. Het olographisch testament wordt door den erflater geschreven en gedeponeerd bij een notaris. Deze vorm komt thans zeer weinig voor.
Onderhandsch testament. De onderhandsche beschikking van art. 982 B. W. Deze moet door den erflater eigenhandig zijn geschreven, gedagteekend en onderteekend. Hierbij mogen alleen worden gemaakt legaten van voorwerpen (geen geld) executeursbenoeming en regeling der begrafenis. (geen benoeming tot erfgenaam mag daarin voorkomen)
Herroeping testament
De erflater kan zijn testament telkens herroepen bij later testament of bij een speciaal daarvoor opgemaakte notarieele akte. (Zie de art. 1039 e. v. B. W.)
Aanvaarden der nalatenschap.
Zooals reeds is vermeld, verkrijgt de erfgenaam de bezittingen, doch hij moet ook alle schulden en legaten voldoen. Wanneer er een nadeelig saldo is, dan zal de erfgenaam er niet veel voor voelen om bij te passen.
Verwerpen.
Hij kan dit voorkomen door de nalatenschap te verwerpen. Hij wordt dan geacht nooit erfgenaam te zijn geweest en wordt dus een volgende erfgenaam geroepen. Verwerpen kan nadeelig zijn, indien de nalatenschap meevalt en ten slotte een voordeelig saldo oplevert.
Aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Om dit nadeel te voorkomen, kan de erfgenaam de nalatenschap aanvaarden onder ’t voorrecht van boedelbeschrijving. Het gevolg is dan, dat de erfgenaam niet meer schulden en legaten behoeft te betalen, dan uit ’t actief voldaan kunnen worden. Het verwerpen en ’t aanvaarden onder ’t voorrecht van boedelbeschrijving moet blijken uit een verklaring, afgelegd ter griffie der rechtbank.
Zuivere aanvaarding.
Indien men niet heeft verworpen en ook niet aanvaard onder ’t voorrecht van boedelbeschrijving, dan spreekt men van een zuivere aanvaarding. (Zie de artt. 1070—ino B. W.)
Boedelscheiding.
Indien er meer dan één erfgenaam is, ontstaat tusschen hen een onverdeelde nalatenschap. Ieder der erfgenamen heeft ’t recht een scheiding te vorderen, want niemand is verplicht om in een onverdeelden boedel te blijven zitten.
Vorm der scheiding
De verdeeling kan geschieden in den vorm, welken partijen wenschen. Indien onder de erfgenamen personen zijn, die het vrije beheer over hun goederen missen, zooals minderjarigen, onder curatele gestelden en gefailleerden, moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen :
1e. de akte moet door een notaris worden opgemaakt;
2e. de kantonrechter moet de scheiding goedkeuren;
3e. de goederen moeten door deskundigen worden gewaardeerd.
Inbreng
Bij de scheiding wordt meestal de inbreng tusschen de erfgenamen verrekend. Indien een kind van zijn ouders bij hun leven een gift heeft genoten, wordt dit geacht een voorschot op diens erfdeel te zijn, zoodat die gift ingebracht moet worden, m.a.w. het bedrag van deze gift wordt bij de nalatenschap gevoegd en bij de verdeeling wordt de gift van ’t erfdeel afgetrokken. A. heeft b.v. drie kinderen B. C. en D. Hij schonk bij zijn leven aan B. ƒ6000.—. A. sterft en zijn nalatenschap is ƒ 30.000.—.
Nalatenschap plus inbreng is alzoo ƒ36000.—. Ieder kind 1/3 daarvan is ƒ 12000.—, doch B. ontvangt alzoo ƒ 12000.—ƒ 6000.— is ƒ 6000.—.
Vrijstelling van inbreng
De ouders kunnen hun kinderen vrijstellen van de verplichting tot inbreng, doch dit mag nooit de legitieme portie der andere kinderen benadeelen. Voor de berekening daarvan moet men ook letten op de giften, die de erflater bij zijn leven deed. Een voorbeeld kan dit ophelderen. A. heeft twee kinderen B. en C. Hij schonk bij zijn leven aan B. vrij van inbreng ƒ 12000.—. A. sterft en zijn nalatenschap is ƒ 3000.—.
Hoe wordt nu de legitieme portie van C. berekend? Nalatenschap is ƒ 3000.—, vermeerderd met de gift ad ƒ 12000.—, is samen ƒ 15000.—. De legitieme portie van C. is daarvan 1/3 is ƒ 5000.—.
Inkorting
Er is in de nalatenschap maar aanwezig ƒ 3000.—, zoodat er een tekort is van ƒ 2000.—. Deze ƒ 2000.— moet B. van zijn gift teruggeven. Dit noemt men inkorting. (Zie de artt. 1112—1145 B. W. en art. 968 e.v. B. W.).